Maar God...

Afgelopen week hoorde ik een verhaal over een man uit mijn geboortedorp, die in de loop der jaren een welhaast mythisch figuur is geworden. Een man die niet zo makkelijk zijn weg vindt in onze samenleving. Op een dieptepunt waarin hij geconfronteerd werd met de moeilijkheden en mislukkingen in zijn leven, zou hij op een dag een zetel uit zijn huis naar buiten gesleurd hebben, waarna hij zijn huis in brand stak en vervolgens buiten in zijn zetel ging zitten om toe te kijken hoe het vuur zijn materiële leven verslond. Het was een verhaal ‘van horen zeggen’.

Diezelfde avond las ik, samen met 30 jongvolwassenen van de Bijbelstudiegroep die om de 2 weken samenkomt in ons kerkgebouw, het bekende verhaal over de toren van Babel in Genesis 11. Een verhaal over hoe mensen zich niets aan God gelegen laten liggen, zich niets van Hem aantrekken en in hun stad een toren beginnen te bouwen die tot aan de hemel reikt, om zo een naam voor zichzelf te maken.

Een verhaal over torenhoge ambitie en blakend misplaatst zelfvertrouwen. De twee beelden, dat ene beeld van een groep mensen die dolenthousiast en gedreven voorbijgaan aan datgene waarvoor ze gemaakt zijn en dat beeld van die man in zijn zetel met de gloed van een vuur - waarvan hij loutering verhoopt - op zijn gezicht, een man wier dromen en ambities in elkaar gestuikt zijn onder hun eigen gewicht, spelen al de hele week in mijn hoofd.

Genesis 11 eindigt echter niet met de overmoedige torenbouw. God laat het daar niet bij: ‘Toen daalde de HEERE neer’. Veel verhalen in de Bijbel gaan zo. ‘… — maar God’. ‘… en toen deed God…’. En dan gebeurt er iets dat de loop van het verhaal fundamenteel wijzigt. In Genesis 11 daalt Hij neer in de menselijke bouwwerf en verwart de taal, zodat de mensen de opdracht die Hij hen al van in het begin gegeven had, namelijk zich verspreiden en de aarde bevolken, eindelijk aanvatten.

Morgen vieren we als gemeente het Heilig Avondmaal. Daarbij worden we herinnerd aan het grote verhaal dat de Bijbel ons leert, over hoe God in Jezus’ leven en sterven verlossing brengt. Tegelijk worden we herinnerd aan ons eigen leven. Ook daarin is er gelukkig een genadig ‘maar God’, een ‘toen deed God’. Soms is het moeilijk om het vast te pakken.

‘Maar God’.

Al onze hoogmoedige dromen, al onze mislukkingen: God daalde neer en deed, doet er iets aan. En dat niet alleen. In diezelfde beweging gaf en geeft Hij ons ook aan elkaar als broeders en zusters. Wanneer we samen rond de tafel staan, is dat omdat God ons daar bij elkaar brengt. Samen rond Zijn tafel mogen we proeven en zien dat God goed is. We worden er aan herinnerd dat Hij neerdaalde en we worden er bij bepaald dat Hij neer zal dalen. ‘Maar God...’ en dan verandert het leven ten goede.

Auteur Sally Lloyd-Jones vergelijkt de woordcombinatie ‘maar God’ — die volgens haar telling 3930 keer in de Bijbel voorkomt — met de sirene van een ambulance of een brandweerwagen. Er is een crisis, maar de Hulp is al onderweg. Al zien we ze nog niet, we weten al dat er hulp aankomt. Ieder van ons heeft die interventie nodig. Ook dat mogen we indachtig zijn, wanneer we samen rond de tafel staan. Iedere zuster, iedere broeder die met ons in die kring staat is een levend getuigenis van Gods levensveranderende liefde.

Ik bid dat die waarheid ons als gemeente in het hart mag raken. Ik bid dat we elkaar ook zo mogen leren zien. Ik bid ook voor de man in de zetel, dat ook hij op een dag, samen met de Kerk van alle tijden en alle plaatsen, mag belijden ‘Toen daalde de HEERE neer...’

Willem

Willem is opbouwwerker in onze gemeente. Hij ondersteunt ons bij het in praktijk brengen van het geloof in het dagelijkse leven en zoekt naar mogelijkheden om als gemeente bij te dragen aan het welzijn van de stad. Hij is de echtgenoot van Inge en vader van Vik en Aron.

Vorige
Vorige

Hij komt

Volgende
Volgende

Hoop